Wat staat er allemaal in de Nominativ? Lees het hieronder:
De Nominativ (1e naamval) wordt gebruikt als:
- Het zelfstandig naamwoord in de zin de functie van onderwerp heeft.
Bepaald lidwoord | Onbepaald lidwoord |
Der Mann ist alt. (De man is oud.) | Ein Mann ist alt. (Een man is oud.) |
Die Jacke ist schön. (De jas is mooi.) | Eine Jacke ist schön. (Een jas is mooi.) |
Das Kind ist müde. (Het kind is moe.) | Ein Kind ist müde. (Een kind is moe.) |
- Het zelfstandig naamwoord in de zin de functie van naamwoordelijk deel van het gezegde heeft.
Bepaald lidwoord | Onbepaald lidwoord |
Das ist der Mann. (Dat is de man.) | Das ist ein Mann. (Dat is een man.) |
Das ist die Jacke. (Dat is de jas.) | Das ist eine Jacke. (Dat is een jas.) |
Das ist das Kind. (Dat is het kind.) | Das ist ein Kind. (Dat is een kind.) |
Bekijk dit filmpje met uitleg over de Nominativ.
Oefeningen:
Als je nog meer wilt oefenen met de eerste naamval, kun je dat doen op de pagina’s van de lidwoorden.