Faire betekent ook: laten. Maar laisser ook. Wanneer gebruik je deze werkwoorden?
faire (het onderwerp onderneemt wel iets)
laisser (het onderwerp onderneemt niets)
exemples :
- Le chien laisse entrer les voleurs : il ne fait rien pour les en empêcher.
- De hond laat de dieven binnenkomen: hij doet niets om ze tegen te houden.
- Les cambrioleurs font dormir le chien quand ils sont entrés.
- De inbrekers laten (doen) de hond slapen wanneer ze zijn binnengekomen.