venir = komen
Hetzelfde gaan:
tenir (houden) devenir (worden) |
Bijzonder:
venir de |
Venir: Stap 1 (présent)
Venir: Stap 2 (passé composé)
Venir: stap 3 (imparfait)
Venir: stap 4 (futur)
Stap 5: Venir de = net gedaan hebben
Wil je erachter te komen waarvoor je het werkwoord venir nog meer kunt gebruiken? Luister dan naar dit filmpje (Engels/Frans):
Oefeningen
- Het rijtje van venir (présent).
- Vul de juiste vorm in van venir (présent).
- Vul de juiste vorm in van venir (présent).
- Rijtje van tenir (présent).
- Zet de goede vertalingen bij elkaar van venir (présent).
- Vul de juiste vorm in van venir (présent).
- Zet de goede vertalingen bij elkaar (présent).
- Puzzel met het werkwoord venir (présent).
- Rijtje van venir (futur).
Oefeningen
- Verschillende werkwoorden door elkaar. Weet je het nog? (présent)
- Wil je nog beter worden: schrijf dat een verhaaltje. Vertel wat je allemaal nèt hebt gedaan (venir de). En vertel uit welk land je komt. En Manuel is vorig jaar uit Spanje gekomen. Lucille en Gilles zijn gisteren uit Frankrijk gekomen. Hoe zeg je dat. Schrijf op. Laat zien aan je klasgenoot / docent. Heb je het goed gedaan?