Futur proche – uitleg
Stap 1: uitleg van de futur proche in het Nederlands. Snap je het? Maak dan de bijgaande oefenvragen. Klaar? Ga dan naar stap 2 en stap 3.
Stap 2: hoe vorm je de futur proche? Wanneer gebruik je de futur proche? Noteer in je schrift.
Futur (simple) – uitleg
Stap 3: Hoe maak je de futur?
Stap 4: ben je toe aan een extra uitdaging? Luister hier dan nog een keer naar de uitleg over de futur proche. Let goed op want hier wordt ook de futur (simple) uitgelegd én het verschil tussen de futur proche en de futur.
Oefeningen: futur proche
- Herhaal de les over het werkwoord aller hier.
- Herhaling: maak de puzzel met aller. Klik op de vorm en dan op het puzzelstukje.
- Maak de futur proche.
- Test jezelf.
- Het werkwoord avoir en de futur proche.
- Het werkwoord être en de futur proche.
Oefeningen: futur (simple)
- Quiz: kies de futur?
- Vul in: de futur van trouver en finir.
- Vul in: het werkwoord chanter in de présent en in de futur.
- Vul de futur in van être en avoir.
- Puzzel: klik op het cijfer en vul de puzzel in.
- Vul de futur in.
Oefeningen
- Luister en kijk naar dit filmpje. Noteer steeds de futur proche die gebruikt wordt en maak nu je eigen verhaaltje. Wat ga jij dit weekend doen? Ce week-end, je ……
- Een echte uitdaging! Hiervoor moet je ook de futur (simple) herkennen. De zinnen staan in de futur. Jij zet de zinnen in de futur proche!